Kalmthout (BE), 11 juni 2020 • Jonathan en ik verhuizen op 8 december 2019 naar Heide, Kalmthout. Het huis is vanbinnen en vanbuiten haast klinisch wit, maar het voelt als het huis waar we het onze van kunnen maken en we zijn allebei blij dat we voor een plek in het groen hebben gekozen. Ongeveer het eerste wat ik wil aanpakken is mijn eigen werkkamer. Ik zoek de hoek waar mijn bureau moet staan — wat voelt goed? Welk licht wil ik erbij en wat doe ik met de muren? Per toeval vind ik op Instagram één van de weinige ontwerpen die beeldend kunstenaar Victor Servranckx in de jaren twintig voor een behangfabriek in het Brusselse heeft gemaakt. Een paar ontwerpen zijn net door een bedrijf in Hulste weer in productie genomen. Het is niet zo gek dat ik als een blok voor het art deco-motief in fel oranje val, na jarenlang in een appartement uit de art deco-periode gewoond te hebben. Een paar dagen na mijn zesenvijftigste verjaardag krijgt mijn werkkamer nieuwe kleren.


Vlieland (NL), 31 augustus 2019 • Het Nederlands Blazers Ensemble en ik droomden er al jarenlang van om onze trilogie De Schepping (2003), Het Paradijs (2010) en De Hemel (2015) met de drie bijhorende oratoria van Joseph Haydn op één dag te brengen. Na vijftien jaar was het eindelijk zover: het festival Into The Great Wide Open op Vlieland maakte het mogelijk om het hele leven in één (magische) dag te ervaren. De trilogie op één dag is verder maar één keer door ons uitgevoerd, en dat was op 1 juni 2024 op het Oranjewoud Festival.

Kalmthout (BE), najaar 2023 • De keuze voor het omslagbeeld van Een ander leven was minder evident dan je denkt. Er lag erg veel beeldmateriaal op tafel. Bij zo goed als elke foto kon ik een verklaring geven. Uiteindelijk heb ik resoluut voor de foto van mijn vierjarige zelf en mijn moeder gekozen. Omdat er achter die foto veel betekenis zit. De foto die je hier ziet, en die door mijn vriend Jacques in 1989 is gemaakt, was bijna het omslag. Bijna.

Leuven (BE), augustus 1997 • Een schuchtere keer hadden Joke en ik elkaar al eens ontmoet. Hier op een feestje, daar op een receptie. Uit mijn keel was er nog nooit veel klank gekomen.
Toen moesten we ineens samen op de foto in een pand in Leuven. Het gebouw aan een dok net buiten de binnenstad deed aan een kraakpand denken. De foto die Dirk Leunis van ons zou maken, was niet voor een krant of een tijdschrift. We zouden die voormiddag het beeld voor een affiche maken, wat voor mij en voor Joke iets bijzonders was. De affiche was ook voor iets bijzonders bedoeld. Luc Coorevits, de bezieler van de literaire organisatie Behoud de Begeerte, had al verschillende literaire theaterprogramma’s georganiseerd, zoals Saint-Amour of Geletterde Mensen. Volgens hem was het de hoogste tijd voor kinder- en jeugdliteratuur binnen het concept Geletterde Mensen. Joke en ik hadden allebei ja gezegd op het geweldige verzoek.
Samen met Jokes vaste pianiste Caroline Deutman gingen we onze Geletterde Mensen repeteren. Dat deden we eerst bij Joke thuis. Om de piano heen legden we, bij manier van spreken, wat we te bieden hadden. Verhalen, anekdotes, liedjes, ideeën die we al eens bij een lezing hadden getest. Ik herinner me dat ik het bestierf. Joke was meer ervaren dan ik. Het mooie is dat we vanaf het begin begonnen. Vanzelf kwamen de verhalen uit de eerste klas, het leren schrijven, de link tussen schrijven en tekenen, het ontstaan van onze boeken, en de liefde voor de letter a, de eerste letter die volgens Joke een schreeuw van pijn kon zijn, een uitroep van blijdschap, een gil van schrik. En het was ook nog eens de tekst van het lied dat het publiek aan het eind van het programma in canon zong.
Uit de tweeëntwintig voorstellingen die Joke en ik in februari en maart 1998 hebben gebracht heb ik heel veel geleerd. Dat het zingen van een liedje met het publiek (in canon, met a-a-a als tekst) weliswaar een kwestie van een beetje durf is, maar het slagen van zo’n lied hangt vooral van jezelf af. Beleef jij er plezier aan en geloof je er zelf in? Dan overtuig je een zaal met kinderen en volwassenen ervan dat a-a-a een mooi liedje over het begin van alles is.

Parijs (FR), 17 februari 2017 • Ik herinner me een weekendje Parijs, net na het Stadsdichterschap in 2008. Ik ben zo uitgewrongen moe dat ik halverwege de dag tot niks anders in staat ben dan op een grasveldje in de schaduw van het Petit Palais toe te geven aan mijn lijf. Ik leg me daar te slapen, terwijl er om me heen een hele stad is waar er van alles te doen is.
Als Jonathan en ik er negen jaar later zijn verjaardag vieren, hebben we allebei energie te over. Na een dag kriskras banjeren door Parijs, besluiten we ook nog het Musée Jacquemart-André te bezoeken. Dat blijkt een ontdekking. Niet alleen de collectie, maar ook de hele sfeer is een must. Sinds dat ene bezoek staat het museum op het lijstje van de plekken waar ik blij van word.

Brugge (BE), 18 oktober 1983 • De officiële perspresentatie van mijn debuut Duet met valse noten vindt op dinsdag 18 oktober 1983 om 19.30 uur plaats in een boekhandel in Brugge. Van mijn ouders en mijn broers krijg ik een baksteen. Een broer neemt het woord in naam van de hele familie: ‘Op het eerste gezicht lijkt dit een doodgewone rode steen, en dat is ook zo. Natuurlijk is deze steen hier niet dé steen die we je willen geven. De echte is nog niet klaar. (…) We hopen dat we je nog veel stenen zullen mogen geven, en dat je er ooit mee zult kunnen bouwen, dan geven we je nog wel eens een deur ook.’ Een paar maanden later krijg ik het echte, gekalligrafeerde cadeau. Nog altijd heeft het een ereplek in mijn werkkamer.

Wenduine (BE), 1970 – Het huis dat mijn ouders in 1952 hebben gebouwd, het huis waar ik ben opgegroeid, kun je niet echt een starterswoning noemen. Je kunt ook niet zeggen dat de architect direct kamers voor zeven zonen had voorzien. Als kind hebben mijn broers en ik ook niet gedacht: wat is het hier krap. Pas vanaf je elfde beginnen broers af en toe in de weg te zitten. Hoe dan ook: ik denk dat ik op het goeie moment zes ben geweest, want toen kregen mijn broers Marc en Jos en ik een eigen kamer met een stapelbed en blauw gestreept behang. We deelden niet alleen een kamer, we deelden ook onze namen en de aankopen die we gezamenlijk pleegden. We werden Majoba, en die clubnaam hing op de kamerdeur. Majoba stond ook op het stickertje van de 45-toerenplaatjes die we samen kochten. Dan legden we elk twintig oude Belgische Franken in de pot. Maar dan had je ook wat, met z’n drieën. Een singletje van Nicole & Hugo, bijvoorbeeld. Of van Truus. Met haar Roze-rode appelboom ben ik in 2019 in Stockholm mijn ALMA-speech begonnen.

Bologna (IT), 4 april 1998 • De barman wordt Lennie genoemd, omdat hij doet denken aan het personage Lennie Small uit Muizen en mensen van Steinbeck. Als je een drankje bij hem bestelt, duurt het een uur voor je het krijgt. Ondertussen verveel je je niet. In de Palace Bar van Hotel Regina in Bologna — vergane glorie, rooie pluche — komen boekenmensen van over de hele wereld bij elkaar. Uitgevers, literaire agenten, journalisten, foreign rights managers. De sfeer is altijd uitgelaten. Hoe ik er zelf verzeild ben geraakt, herinner ik me niet. Hoe vrolijk de late avond met Gerda is geworden, dat weet ik ook niet meer. Aan de foto te zien: erg vrolijk. Ik moet vanzelf glimlachen als ik aan D. uit New York denk, die van alles en iedereen foto’s maakte toen er nog geen sprake was van Instagram. Of aan N. met haar klaterende lach. Ze bezorgde me een bijnaam: Bart The Belgian. Verder waren er M. en H. en S., die op dat moment zo piep zijn als ik, en ondertussen gerenommeerde uitgevers zijn geworden. De Palace Bar bestaat niet meer. De meeste mensen die ik daar heb leren kennen, ken ik nog steeds. We zijn op een rare manier extra blij als we elkaar zien.