In het huis in Kalmthout — temidden van de bossen en de heide — laat ik mijn tweeëndertig stadsjaren achter me.
Het jaar 2023 is een jubileumjaar: veertig jaar geleden debuteerde ik met Duet met valse noten. Mijn veertig jaar schrijverschap wordt gevierd met een aantal feesten met lezers, een gloednieuwe editie van mijn debuut en Dat alles over liefde gaat, een keuze uit mijn poëzie door Ester Naomi Perquin. In april 2024 verschijnt in de reeks Privé-domein van uitgeverij De Arbeiderspers mijn tot hiertoe meest persoonlijke boek: Een ander leven.
Online lees je mijn biografie in 11 stukken. Heb je dat hele leven in één keer nodig, dan download je het hier.
Op 2 april 2019 wordt me de Astrid Lindgren Memorial Award 2019 toegekend voor mijn hele oeuvre. De officiële uitreiking van de Award vindt op 27 mei 2019 plaats in het Konserthuset in Stockholm, Zweden.
Een halfjaar later, nog voordat de hele wereld in de greep komt van het coronavirus, ruil ik samen met mijn partner Jonathan de stad Antwerpen in voor het groene Kalmthout, vlakbij de grens tussen Nederland en België.
© Johan Palmberg
In 2014 krijg ik van het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Nederlands Letterenfonds het verzoek of ik artistiek intendant wil worden van het Gastland Vlaanderen en Nederland op de Frankfurter Buchmesse 2016. Voor dit grote project werk ik gedurende twee en een half jaar het complete concept uit. Samen met een sterk team breng ik het Nederlands taalgebied literair en cultureel in kaart, o.a. in het gastlandpaviljoen op de Messe.
Een opdracht van het Nederlands Blazers Ensemble resulteert in 2004 in De Schepping. Mijn versie van Genesis wordt een hechte samenwerking met het NBE, en gaat verder dan een eenmalig project. Verspreid over tien jaar werk ik samen met het NBE aan een trilogie over het leven zelf. Het tweede deel, Het Paradijs (2010), laat het volle leven zien. In 2015 volgt met De Hemel het slotakkoord. Bij de drie verhalen, die samengebracht zijn in Het hele leven, met tekeningen van Peter Van den Ende, hoort telkens een oratorium van Haydn.
Dat ik me graag laat inspireren door muziek — en door een verhaal waar muziek bij hoort, blijkt ook in 2011. Op verzoek van violiste Janine Jansen maak ik een bewerking van Stravinsky’s L’Histoire du Soldat. Op het Kamermuziekfestival in Utrecht wordt de vertelvoorstelling — die later in boekvorm zal verschijnen als Iemands lief — één keer uitgevoerd. Na Olek schoot een beer (een bewerking van De Vuurvogel) uit 2006 ga ik voor de tweede keer aan de slag met werk van Igor Stravinsky.
In 2003 debuteer ik als dichter met de bundel Verzamel de liefde, die door uitgeverij Querido eerst wordt aangeboden in de catalogus voor jongeren, maar al snel door volwassenen wordt opgepikt. Vanaf de zesde druk verandert de vormgeving geheel.
Ik word in 2003 hoofddocent Schrijven aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen, een taak die ik tot 2021 opneem.
In 2006 word ik door de stad Antwerpen voor twee jaar aangesteld als Stadsdichter. Een aantal gedichten zijn tot vandaag in de openbare ruimte te lezen, o.a. in de leeszaal van het FelixArchief, in Bibliotheek Permeke en de foyer van de Vlaamse Opera. In 2007 ontvang ik naar aanleiding van het Stadsdichterschap het ere-doctoraat van de Universiteit van Antwerpen. In 2008 verschijnt de bundel Gedichten voor gelukkige mensen.
In mijn derde bundel, Helium (2019), thematiseer ik onder andere de dementie van mijn beide ouders. Mijn vader overlijdt in het voorjaar van 2019, in de lente van 2020 overlijdt mijn moeder. Helium wordt genomineerd voor de Ida Gerhardt Poëzieprijs.
Op verzoek van de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek (CPNB) schrijf ik het Boekenweekgedicht 2022, Kortom. In het Arboretum in Kalmthout wordt in 2023 het gedicht Pauze onthuld in de Gloriëtte, speciaal voor die plek geschreven.
In opdracht van De Standaard Magazine schrijf ik artikels over design. Twee televisiescenario’s in opdracht van VRT/IKON worden verfilmd.
Steeds vaker ben ik op het podium te zien: eerst in literaire programma’s als Geletterde Mensen van organisatie Behoud de Begeerte (met Joke van Leeuwen in 2001, en met Erwin Mortier en Adriaan van Dis in 2004), een enkele keer als acteur — zoals in Bremen is niet ver, een productie van Het Paleis.
Op verzoek van theater Luxemburg schrijf ik mijn eerste theaterstuk, Rover, dronkeman. Het stuk loopt twee seizoenen, met actrices Chris Lomme en Elke Dom en muzikant Chris Carlier. Het stuk wordt in het Duits vertaald en speelt van september 2005 tot juni 2008 in het Berlijnse Theater an der Parkaue.
Componist Filip Bral nodigt me uit om Berona, een Slovaaks sprookje, te bewerken. Gerda Dendooven illustreert het nieuwe sprookje, Luna van de boom, in full-colour. Bij het boek hoort een cd met de compositie van Filip Bral, en met mij als verteller. De muziekvoorstelling loopt drie seizoenen in Vlaanderen, en reist naar Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, Zweden, met verschillende orkesten en verschillende vertellers. Op 9 en 10 april 2005 beleeft Luna van de boom zijn Amerikaanse première op Broadway, New York.
© Phile Deprez
In 1992 word ik eindredacteur van het tijdschrift Top Magazine. Drie jaar later besluit ik voluit voor het beroep van schrijver te kiezen. Ik verlaat de uitgeverij waar ik gedebuteerd ben en word verwelkomd door Querido, de uitgeverij waar in 1995 Blote handen verschijnt — en die ik tot vandaag trouw blijf. Blote handen is tot hiertoe vertaald in negen talen, werd veelvuldig bekroond (o.a. met de Zilveren Griffel, de Boekenleeuw en de Deutsche Jugendliteraturpreis), en markeert het begin van een nieuwe periode in mijn werk. Voor Blote handen (en mijn oeuvre) ontvang ik in 1998 de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap — de huidige Ultima.
Na mijn studies in Brussel verhuis ik naar Antwerpen. mijn eerste adres is Nieuwstad 14 — een adres dat later ook een gedicht zal worden. Ik woon aan het Theaterplein, met uitzicht op het theatergebouw waar in 1994 Kus me op de affiche zal staan, in 2000 Broere, in 2001 Bremen is niet ver, en in 2007 Café Geluk.
Ik werk freelance voor het tijdschrift Flair, waarvoor ik de kinderboekenbladzijde verzorg en artikels vertaal. In die periode schrijf ik ook een uitgebreid stuk over het leven van Astrid Lindgren.
Als vertaler uit het Duits debuteer ik in 1989 met De Nieuwe Pinokkio van Christine Nöstlinger. Meer vertalingen volgen: uit het Duits (Jürg Schubiger), Frans (Frédéric Clément, Chris Donner) en Engels (Carolyn Coman, Shaun Tan, Jean Reidy).
© Jacques Dohmen
In mijn dagboek staat op 7 november 1980 de eerste en enige verwijzing naar ‘het boek dat af is’. Het boek dat wordt bedoeld, Duet met valse noten, verschijnt drie jaar later, op 1 oktober 1983. Uitgeverij Altiora, die dit debuut van een negentienjarige aandurft, gaat vier maanden na verschijnen al over tot een herdruk.
Op dat moment zit ik nog op school. Ik heb net de Kunsthumaniora in Gent afgemaakt, en studeer Nederlands, Duits en geschiedenis in Brussel.
Duet met valse noten wordt bekroond met de Prijs van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury in 1984. Het boek wordt vertaald in het Japans, Duits, Catalaans en Hongaars, en krijgt ook een tweede leven als musical. Het debuut is tot vandaag nog steeds in druk.
Op 1 september 1970 mag ik voor het eerst naar school. In juni 1974 geef ik een eerste huiskrant uit, getypt op zeven exemplaren. Een jaar later schrijf ik een eerste lang verhaal — en noem het zelf een boek.
Op 18 juni 1978 lees ik in het programma Hartewens op de Belgische Radio 2 mijn gedicht Treurlied om de Schepping voor. Op 27 juni 1978 verschijnt in Stipkrant, de kinderkrant van De Standaard, het rijmpje Kwaak!, geschreven door Michiel Verberne. Ik heb meteen spijt van het pseudoniem dat ik heb gekozen — niemand gelooft dat het mijn gedicht is.
Van mijn tiende tot mijn vijftiende neem ik regelmatig deel aan voordrachtswedstrijden, vaak ook met eigen werk. Het cadeauboekje 56 kilometer, dat later speciaal voor mijn twintigste schrijversverjaardag wordt uitgegeven, bevat foto’s, notities en herinneringen, in het bijzonder over mijn vroegste lees- en schrijfervaringen.
Op 1 augustus 1950 trouwen mijn moeder, Henriette Smessaert (1926), kamermeisje in het kasteel Gruuthuse in het Belgische Oostkamp, en mijn vader, Omer Moeyaert (1927), onderwijzer. Ze wonen een tijdlang in het kasteel en verhuizen later naar de woning die ze net buiten de Vesten van Brugge hebben gebouwd. Ze krijgen zeven zonen.
Op 9 juni 1964, om twintig voor acht, word ik geboren: Bart Peter Boudewijn Moeyaert. Ik krijg — zoals het in België gaat met een zevende zoon op rij — de regerende koning als peetvader. Vanwege het Koninklijk Paleis wordt een cadeau gebracht: een gouden beker en een gouden lepel waarin een kroon en de letter B van Boudewijn zijn gegraveerd.
In De koning was geweest, een verhaal uit Broere (2000, Querido), is er sprake van dat cadeau en van koninklijk bezoek.
© Bart Moeyaert