Drie scènes uit het leven van een gezin.
In het eerste verhaal van de drie, Het einde van Bordzek verteld door mijzelf die erbij was, belanden we middenin een hevige familieruzie. Op een verstikkend hete dag rijden de jonge vertelster, haar kleine zusje Edie, haar grote broer Axel, haar moeder en haar Poolse vriend Bordzek in een bloedhete auto door een korenveld. Plotseling zet Axel de auto aan de kant. Hij is het zat dat zijn moeder de ene vriend na de andere verslijt zonder met haar gezin rekening te houden. Bovendien sluimert er nog een geheim dat later, even terloops als schokkend, uit de doeken wordt gedaan.
In de tweede scène, De komst van Bootsman, krijgt het gezin een erfenis van de grootmoeder, die niet alleen bestaat uit wat spullen, maar ook uit een hond en een man: Skip de Bootsman. Het meisje stelt zich heel wat bij de man voor: ‘Skip heeft, stel ik me voor, de mooiste bakkenbaarden die we ooit hebben gezien.’ In werkelijkheid blijkt Skip een stokoude man in een rolstoel, wiens komst door de moeder wordt verafschuwd, maar door de kinderen in huis juist verwelkomd: ‘Eindelijk rust van een man die niks wil.’
In het slotverhaal, Wat doen ze daar in Charlestown?, denken de zusjes dat Skip slechts twee zinnen kan zeggen: ‘Ik laat een hond na’ en ‘Ik heb een toren gebouwd’. Maar al snel blijkt dat de oude man, net als de zusjes, het gemis van Axel onder woorden kan brengen. Axel is het huis ontvlucht om samen met zijn vriend Mortimer in Charlestown te gaan wonen. ‘Wat doen ze daar in Charlestown?’ vraagt Skip zich hardop af. Het meisje wil dat ook graag weten en voert met Axel imaginaire gesprekken, waarin ze haar verdriet en weemoed uitspreekt. Ze zegt: ‘Heel gelukkig zijn we hier nog niet geworden. Maar het kan erger.’